Een voor een verdwijnen de linten uit de bus van de oma van de zesjarige Fien. Elk lint staat voor een gebeurtenis die oma niet wil vergeten; een trouwdag, een geboorte, maar ook een spel met haar kleindochter. Of waar de telefoon staat en wanneer je het licht moet uitdoen. De linten worden gestolen door kraaien die niemand kan zien of horen, terwijl het er wel veertig zijn. Al snel helpen ook de wanhopig neergeschreven geheugensteuntjes op gele post-its niet meer. Aan het eind vergeet oma zelfs wakker te worden.

Oma, mag ik mijn pop terug is zeker niet het eerste theaterstuk over Alzheimer; halverwege de jaren negentig maakte Guy Cassiers al een indrukwekkende toneelbewerking van Bernlefs Hersenschimmen. Het bijzondere van deze voorstelling is echter dat we alles meemaken door de ogen van het zesjarige meisje Fien dat elke zondag bij haar oma op bezoek gaat.

Oma is Fiens vriendinnetje, maar wel een oud vriendinnetje. Samen doen ze aan gymnastiek (lekker ouderwets via de radio), spelen verstoppertje en dammen. Ook de pop die Fien net voor haar verjaardag heeft gekregen mag meedoen. Het excentrieke gedrag van oma zorgt aanvankelijk voor vele hilarische momenten, maar wanneer oma meer aandacht voor de pop dan voor Fien begint te krijgen, ontstaan de eerste scheuren. Terecht roept Fien boos dat het haar pop is. Toch mag pop een nachtje logeren. Maar wanneer oma besluit naar ‘huis’ te gaan en de politie haar moet zoeken, zit er niks anders op: verhuizen naar een zorginstelling.

Ook daar is het een dolle boel. Iedereen rijdt er op wieltjes, Mevrouw Pepermuntje en Meneer ‘Bommetje!’ zorgen voor plezier en wrange verpleeghuishumor. Ondertussen slaapt en vergeet de oma van Fien meer en meer. Het donkerbruine decor heeft plaatsgemaakt voor een kamertje in grijstinten en langzaam wordt de foto van haar man – ‘opa in de fotolijst’ – steeds valer, totdat hij verdwijnt in het wit. Oma praat eigenlijk alleen nog maar over vroeger en als ze ook nog eens de pop kwijtraakt en even denkt dat die een doosje is geworden is het einde onafwendbaar. De kraaien hebben alle linten gestolen.

De symboliek is overduidelijk en het verhaal in wezen doodsimpel. Het is hartverscheurend, juist doordat er niets wordt uitgelegd, louter getoond. Niet alleen de schaterlach – oma die danst op de tafel of haar dochter belt om te vragen waar ze de telefoon toch heeft gelaten. Maar ook de onmacht en woede bij het doorhebben dat herinneringen definitief verdwijnen. Zelfs als oma een ‘ongelukje’ heeft gehad wordt dat niet weggemoffeld, integendeel, Fien mag op zoek naar de luiers – die oma dan weer wel precies weet te vinden.

In de kern is Oma, mag ik mijn pop terug een liefdevolle voorstelling, zonder het totale verlies aan decorum: niemand meer herkennen. Gnaffel slaagt er wonderwel in een pijnlijk onderwerp tot vermakelijk én indringend theater te maken, voor ouders en hun (klein)kinderen. En dat alles louter met poppen, je zou het werkelijk bijna vergeten.

Foto: Erik Franssen